1 of 3 DOCUMENTS


© 2004 PCM Uitgevers B.V. All rights reserved.  
de Volkskrant


March 30, 2004


SECTION: Forum; Pg. 11


LENGTH: 768 words


HEADLINE: Het hoger onderwijs moet geprivatiseerd


BYLINE: TON VAN HAPEREN


BODY:

Privatisering van het hoger onderwijs is de enige manier om een einde te maken aan de sluipende verloedering van al het onderwijs, vindt Ton van Haperen.

Studenten demonstreren tegen de plannen van staatssecretaris Nijs. Een verhoging van het collegegeld en strengere selectie aan de poort zijn in hun ogen drempels voor lagere inkomens. Deze bezwaren lijken logisch, maar gaan wel voorbij aan de werkelijkheid. Kinderen uit lagere milieus zijn namelijk al veel eerder uitgesloten van hoger onderwijs. Bezoek over een paar maanden de examenuitreikingen van de verschillende onderwijstypen.Tijdens de zitting op het vwo valt dan de sociale cohesie op. De sfeer is daar totaal anders dan op havo of vmbo. Dat heeft alles te maken met waar de kinderen vandaan komen.

De dalende kwaliteit van het voortgezet onderwijs is debet aan deze situatie. Slecht beleid verzwakt de onderwijsomgeving, waardoor met name kansarme kinderen geen kant uit kunnen en omlaag tuimelen. De bovenlaag regelt ondertussen zelf zijn onderwijskansen. Het aantal Nederlanders op Belgische scholen groeit, net als het particulier onderwijs. Welgestelde ouders zijn niet langer bereid hun kinderen te laten slachtofferen in een armoedig gebouw, vol met klagende leraren en een zwakke leiding, die verontschuldigend wijst naar moeilijke omstandigheden.

Dit zelfmedelijden is een logisch gevolg van onderwijspolitiek onder het motto 'wel bezuinigen, niet kiezen'. Relatief geeft de overheidminder aan onderwijs uit dan twintig jaar geleden. Toen was dat ruim 7 procent van het bruto binnenlands product, nu dik vier.

De man of vrouw voor de klas ervaart dagelijks de bittere uitkomst. De opdracht luidt: stop met klassikaal onderwijs, individualiseer de leerweg. Maar minder geld betekent concreet een langere afschrijvingstermijn op leermateriaal, volle lokalen en weinig contacttijd per kind. De leraar zet iedereen in zijn volle klas op zijn eigen niveau aan het werk, heeft geen overzicht en wacht noodgedwongen tot het leren vanzelf begint. Nogal wat leerlingenbegrijpen de gestelde eisen en verwachtingen niet, door drukte blijft de bijsturing uit, kinderen verschuilen zich, worden onbereikbaar en ontwikkelen soms zelfs een leerstoornis. Het aantal gevallen van dyslexie, dyscalculi, ADHD, ADD en vormen van autisme neemt schrikbarend toe. Dat heeft alles te maken met wat er op scholen gebeurt.

Het hoger onderwijs in Nederland internationaliseert naar Amerikaans model. Maar Amerikanen sparen en lenen voor een bachelor of masters. Daarnaast houden giften van vermogende oud-studenten de instellingen overeind. Waarom kan dat hier niet? Studenten in Nederland hebben over het algemeen bemiddelde ouders.

Bovendien is een studie een particuliere investering met een uitstekend rendement. Lenen is dus geen probleem. De socialistische regering in Engeland denkt er net zo over. Daar gaan de collegegeldendrie keer over de kop.

In het middelbaar beroepsonderwijs is de situatie helemaal vreemd. Werkgevers zijn namelijk ook nog eens ontevreden over de kwaliteit van de gediplomeerden die de mega-organisaties afleveren. In het bedrijf moet de opleiding meestal dunnetjes over. Onnodige verspilling van publieke middelen dus. Vanaf het moment dat de arbeidsmarkt het curriculum bepaalt, kan de overheid zich maar beter terugtrekken. Bedrijfsopleidingen zijn gewoon beter en goedkoper.

De conclusie tekent zich af. De belastingbetaler neemt het algemeen vormend onderwijs voor zijn rekening, de rest is privaat. De hierdoor vrijkomende middelen zijn inzetbaar voor broodnodige verbetering van kwaliteit van met name het voortgezet onderwijs. Kleinere groepen, investeren in lesmateriaal en betere beloning voor leraren in grote steden in lagere schooltypen lijken voor de hand liggende uitgavenposten. Maar daarnaast zal er ook een streng beleid nodig zijn, uitgevoerd door een sterke overheid, om het zelfmedelijden in de scholen te keren. Denk daarbij aan boetes bij lesuitval, kwaliteitscontroles door mobiele inspectieteams en afrekenen van scholen.

Vijftig jaar geleden wist een niet zo slim kind uit een hoger milieu dat hij die meestertitel in de rechten ooit wel zou halen. In dat opzicht is er weinig veranderd en zo lang student of ouders de opleiding zelf betalen is dat geen probleem. Veel erger is dat hordes wat minder gelukkig geboren kinderen niet de kans krijgen hun talenten te ontwikkelen. Een open en moderne samenleving in een sterk concurrerende wereldeconomie kan zich dat verlies aan menselijk kapitaal niet veroorloven.

Ton van Haperen is docent, opleider en publicist.


LANGUAGE: DUTCH


LOAD-DATE: May 19, 2004



2 of 3 DOCUMENTS


Copyright 2003 De Telegraaf
 
De Telegraaf


August 30, 2003


LENGTH: 405 words


HEADLINE: Doorzetter in elektrotechniek


LEEFLANG, GERRIT


BODY:

Het ROC Flevoland erkent onomwonden dat Arjan Voskuilen de meest bijzondere cursist is tot nu toe. "Arjan lijkt alles tegen te hebben, maar intussen staat iedereen stomverbaasd van zijn prestaties. Na enige aarzeling is Arjan Voskuilen twee jaar geleden ingeschreven bij elektrotechniek. Want Arjan is doof. Verder is hij ernstig woordblind en zelfs klokkijken is lastig voor Arjan. Hij onderscheidt alleen halve en hele uren. Kortom, is het een wonder dat men vorig jaar bij elektrotechniek dacht: dit kan alleen maar op kortsluiting uitdraaien? Nou, niet dus", aldus het blad.

Maar voordat die algemene erkenning er kwam, heeft Arjan wel het een en ander achter de rug. Niet dat hij er zichtbaar onder lijdt. Hij heeft een ontwapenende, parelende lach, die onbewust dienstdoet als een van de fundamenten van zijn sociale vaardigheid.

Hij kwam alleen met een schoolverklaring van het doveninstituut 'Effatha' (Open U) in Zoetermeer. Als enige cursus volgde hij met plezier een net niet afgemaakte timmeropleiding. Maar elektrotechniek zat hem als het ware ingebakken, dat moest en zou het worden. "Hij kon op karakter instromen op niveau 1. Het was toeval dat het ROC Flevoland het aandurfde en alleen omdat de ambulante ondersteuner vanuit de dovenwereld aan het ROC Flevoland elektrotechniek had gedaan", aldus zijn moeder Hanneke Voskuilen, die dienstdoet als tolk. Zij combineert praten met gebarentaal en gezichtsuitdrukking.

Lezen kan hij dan misschien niet zo goed, cijfers zijn niet zijn vrienden, maar de schema's die hij maakt met zijn nieuwe Autocad zijn vlekkeloos. Tekenen heeft hij zich eigen gemaakt door zelfstudie. Veel haalt hij van internet. Hanneke Voskuilen: "Als hij wat wil, blijft hij als een terrier op zoek. Hij kon al vroeg schema's lezen. Experimenteren deed hij ook veel. Thuis ging er daarom vroeger veel kapot, nu repareert hij computers. Leraar elektrotechniek Luuk Heykoop is zijn toeverlaat. Hij slaagde voor niveau 1. Hij mocht doorstromen naar niveau 2, monteur Sterkstroom. Nu maar hopen dat hij dat haalt en dat hij nog in de overgangsregeling valt die men voor speciale gevallen wil afschaffen. Als hij normaal theoretisch getoetst wordt, valt hij gezien zijn dyslexie en dyscalculi af."

Het ROC Flevoland heeft alle vertrouwen. Arjan fungeert als klassenassistent, die studenten van niveau 4 nog wat kan leren en hij wordt betrokken bij de verbouwing van zijn school.


LOAD-DATE: September 3, 2003



3 of 3 DOCUMENTS


© 1998 PCM Uitgevers B.V. All rights reserved.  
de Volkskrant


September 26, 1998


SECTION: WETENSCHAP; Pg. 1


LENGTH: 1200 words


HEADLINE: De tel kwijt


BYLINE: MAARTEN EVENBLIJ


BODY:

Wie handen en voeten nodig heeft om 4 en 7 op te tellen en 2 plus 2 een breinbreker vindt, lijdt aan dyscalculie. Volgens sommige onderzoekers is dat vergelijkbaar met leesblindheid, maar een Engelse neuropsycholoog denkt dat het probleem dieper zit.

EEN JONGEMAN kwam een aantal jaar geleden terecht in het neuropsychologisch laboratorium van prof. Brian Butterworth aan het University College in Londen. Charles, die een postdoctorale opleiding psychologie volgde, was altijd slecht geweest in rekenen, maar met studeren had hij geen moeite. Butterworth liet hem een aantal testjes doen en dat was het begin van iens theorie over dyscalculie, het numerieke broertje van leesblindheid, dyslexie.

Charles bleek ongehoord slecht een willekeurig aantal stippen te kunnen tellen. Als het er niet meer dan vier zijn, doen gewone proefpersonen dat in een oogopslag. Daarna wordt het moeilijker.

Een stip zag de onfortuinlijke psychologiestudent net zo snel als andere proefpersonen, maar met twee of meer stippen had hij veel moeite. Zelfs twee stippen telde hij een voor een. Vier seconden had Charles nodig voor acht stippen, zelfs als deze keurig in rijtjes gerangschikt stonden. Gewoonlijk kan iemand dat binnen een seconde.

En ook had Charles geen flauw benul of 6 meer is dan 3 of 8 groter dan 9. Op z'n vingers telde hij het verschil uit en boven de 25 kwam hij handen te kort om de tel bij te houden. Naarmate het verschil tussen de twee cijfers groter werd, duurde het dus langer voor hij met een juist antwoord kwam. Met het lezen van cijfers had hij geen moeite, maar wel met de grootheden.

Butterworth was in zijn neurologische praktijk al eerder patienten tegengekomen die niet met getallen overweg konden, maar dat was dan een gevolg van beschadiging van hun hersenen op latere leeftijd, meestal door een beroerte. Met name de parietaalkwab in de linker hersenhelft bleek dan aangetast.

Butterworth denkt dat, hoewel dyscalculie lijkt op dyslexie, er fundamentele verschillen zijn. Afgezien nog van de definitie van dyscalculie, waartoe sommigen alleen een gestoorde omgang met cijfers rekenen, terwijl anderen er het hele veld van rekenstoornissen bij betrekken. 'Lezen en schrijven zijn veel te recent ontstaan om te hebben geleid tot de ontwikkeling van speciale circuits daarvoor in onze hersenen, terwijl het vermogen om met aantallen om te gaan juist oud is', stelt Butterworth.

Er zijn merktekens op botten en in grotten gevonden die erop wijzen dat de mens al dertigduizend jaar geleden 'de tel' bijhield; waarvan is overigens onduidelijk. Butterworth wijst erop dat dit fenomeen evolutionair gezien, veel ouder is dan lezen, want ook primaten en zelfs een aantal vogels hebben het vermogen om met aantallen om te gaan: ze herkennen aantallen tot ongeveer vier en kunnen van twee groepjes voorwerpen aangeven welk het grootste is.

Niet verwonderlijk, stelt Butterworth, want omgaan met aantallen stelt eekhoorns in staat om de tak met de meeste nootjes uit te kiezen, doet vogels besluiten om al haar jongen te voeden of er enkele op te eten en laat de leeuwin op de vlucht slaan als zij en haar groep een numeriek overwicht ontmoeten.

Butterworth: 'Dat betekent dat dit vermogen bij de geboorte al klaar ligt in onze hersenen, zonder dat we het hoeven te leren.' Onderzoek aan pasgeborenen wijst erop dat deze hetzelfde kunnen als vogels en apen, ook al zijn de bewijzen daarvoor nog niet hard.

Butterworth vreest dat er onder schoolkinderen een aantal is dat lijdt aan dyscalculie, terwijl deze leerlingen beschouwd worden als te dom of te ongeinteresseerd.

'We gaan ervan uit dat kinderen die niet kunnen rekenen te dom zijn of dat het ze slecht is uitgelegd. Een kleine groep valt daarbuiten. Wellicht zijn dat kinderen die een fundamentele stoornis hebben, zodat ze geen positie op een getallenlijn kunnen bepalen. Een interessante gedachte die het verdient om onderzocht te worden', zegt prof. dr. Arjan van der Leij, hoogleraar speciale pedagogiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

Onduidelijk is hoeveel mensen met dyscalculie er rondlopen. Vijf procent is dyslectisch en laat een op de tien daarvan dyscalculie hebben, schatten sommigen. Anderen constateren dat tien tot vijftien procent van de schoolkinderen in Nederland rekenproblemen heeft, waarvan de helft zo ernstig dat het onder een - brede - definitie van dyscalculie valt.

Veel rekenproblemen hebben te maken met het (on)vermogen van de hersenen om te automatiseren: het korte tijd onthouden en bewerken van informatie. Dat is een verschijnsel dat ook dyslectici parten speelt wanneer ze de klank van bijvoorbeeld de 'b' niet aan het teken 'b' kunnen koppelen. Veel onderzoekers geloven daarom niet, zoals Butterworth, in grote verschillen tussen dyscalculie en dyslexie.

'Er zijn ook geen aanwijzingen dat de stoornissen in een andere hersenhelft zouden zitten, hoewel dyslectici wat vaker een afwijkend elektro-encefalogram laten zien dan mensen met dyscalculi', zegt dr. Hans van Luit die bij de Universiteit Utrecht rekenstoornissen onderzoekt. 'Als ik aan een kind met een rekenstoornis vraag: hoeveel is 3 plus 5?, dan komt het er wel, maar het gaat tellen. Het is een automatiseringsprobleem, waarvoor oefenen de oplossing is.'

Toch ziet Van Luit ook dat veel van zijn klantjes geen idee hebben waar het rekenen voor staat; dat ze niet begrijpen dat 13+5 eigenlijk hetzelfde is als 3+5. Het inzicht bij rekenstoornissen ontbreekt vaak volledig, constateert ook drs. Karin Berndsen die als neuropsychologe aan de Katholieke Universiteit Brabant promotie-onderzoek doet aan dyscalculie. 'Ze geven op de vraag 13+9 niet alleen een fout antwoord van bijvoorbeeld 318, maar hebben ook geen flauw idee dat dat zelfs bij benadering niet klopt. Ze hebben vaak geen idee van maten, hoeveelheden, grootheden.'

Berndsen ziet een verband tussen dyscalculi en stoornissen in andere vaardigheden zoals klokkijken en links-rechts bepaling en ruimtelijke vaardigheden, zoals tekenen. Vaardigheden zijn dat, die vooral in de rechter hersenhelft zijn gelokaliseerd. Maar even zo vaak ontbreken zulke stoornissen.

Van dyslexie wordt vermoed dat kinderen na de fase van het beginnend lezen de overschakeling van de rechter naar de linker hersenhelft niet goed maken en dat de automatisering daardoor achterwege blijft. Wellicht is dat bij dyscalculi ook het geval. Butterworth betwijfelt het. 'Ik denk dat het omgaan met aantallen een fundamenteel ander systeem in de hersenen aanspreekt. We zijn nu begonnen met onderzoek naar het functioneren van de hersenen van dyscalculi, zodat we wellicht meer over een eventuele lokalisatie kunnen zeggen.'

Bij dyslexie wordt voorzichtig geexperimenteerd met middelen die het korte-termijngeheugen stimuleren om zo de automatisering van het lezen te verbeteren. Voor dyscalculi gebeurt dat (nog) niet, maar wellicht dat de ideeen van Butterworth een nieuwe richting aan de ontwikkeling daarvan kunnen geven.

Berndsen ziet er wel wat in: 'Kinderen met dyscalculi zijn via de huidige methoden van vooral oefenen en inzicht verwerven, moeilijker te behandelen dan dyslectici.'

Maarten Evenblij

FOTO MICHAEL FERRON


LANGUAGE: DUTCH


LOAD-DATE: May 8, 2003