Rekenen met didactiek of didactiek met rekenen?

Artikel uit Uitleg 9 van 12 juni 2002

De Nederlandse pabo's besteden relatief weinig tijd aan puur rekenonderwijs en steken veel tijd in het bijbrengen van didactische vaardigheden. Sommigen vinden dat een kwalijke zaak en wensen meer aandacht voor rekenen, anderen menen dat studenten juist gebaat zijn bij veel didactiek.

Fred Goffree wacht op een omwenteling op de lerarenopleidingen voor het basisonderwijs. 'Ouderwetse' vakken als taal en rekenenn moeten weer centraler komen te staan, vindt hij. Tegenwoordig krijgen studenten nog maar weinig echte rekenlessen, maar behandelen ze rekenen vanuit de didactische vakken. 'Ze leren bijvoorbeeld over de organisatie van de les en dan wordt rekenen als illustratie genomen. Maar zo'n les staat los van rekenen en daardoor ontbreekt de structuur.' Goffree is voormalig medewerker van de SLO, emeritus hooglerraar aan de Universiteit van Amsterdam en auteur van een reeks didactische boeken over rekenonderwijs die veel op de pabo worden gebruikt. Volgens Goffree besteden studenten te weinig tijd aan rekenen wanneer zij het in de didactische vakken moeten leren. 'De stof is verknipt en dat is bij wiskundedidactiek funest. Je hebt opbouw nodig en geen flarden. Rekenonderwijs is een zaak van continuiteit.' Hij ziet dan ook liever dat de didactische vakken vanuit de schoolvakken gegeven worden. 'De algemene vaardigheden moeten worden gehaald uit het werkveld, in plaats van andersom.'

Spanningsveld
Begin jaren tachtig kwamen de schoolvakken op de pabo minder centraal te staan. De aandacht verschoof naar didactiek, want dat werd beschouwd als de kern van het leraarschap. In algemene bekwaamheden, zoals het voorbereiden en organiseren van een les en het creëren van een leeromgeving, steken de pabo's nog altijd veel tijd. 'De aandacht voor rekenen is daardoor dramatisch minder geworden', zegt Goffree. Volgens hem zijn de huidige opleidingsdidactieken nooit goed geëvalueerd. 'Er zijn momentopnamen gemaakt, maar wat op de werkvloer gebeurt, blijft onduidelijk.' Studenten vinden de pabo vaak een makkie, weet hij. 'Dat mag niet, het moet een fikse, pittige studie zijn. De studenten zijn wel druk, maar met oppervlakkige dingen. Juist taal en wiskunde zouden veel tijd en energie moeten vragen.' Sjoerd Huitema, docent reken- en wiskundeonderwijs aan de pabo in Arnhem, heeft zijn twijfels bij de kritiek van Goffree. 'Er is altijd een spanningsveld tussen de hoeveelheid thematisch onderwijs (hoofdzakelijk pedagogiek en didactiek, red.) en rekenen sec. Nu is er een wisselwerking. In het vak rekenen en wiskunde leer je ook hoe je didactisch iets aanpakt, en in het themaonderwijs komt rekenen ook aan de orde.' Toch wenst Huitema wel wat meer aandacht voor rekenen. 'In ons curriculum beslaan taal en rekenen hooguit 25 procent. Dat is magertjes. Vooral als je bedenkt dat de Cito-toetsen en kwaliteitskaarten van scholen zich grotendeels richten op rekenen. Scholen willen daarom wel leraren die daar op toegerust zijn.' Aan de andere kant noemt hij het themaonderwijs 'ook heel waardevol'. 'Daar hebben we echt veel aan. Ik wil die volle breedte niet kwijt.'

Plezier
Wieke van Vliet en Marloes Hoogerwerf, tweedejaars studenten aan de Arnhemse pabo, hechten meer waarde aan het themaonderwijs dan aan het specifieke rekenonderwijs. 'Rekenen wijst zich wel in de praktijk,' zegt Wieke. 'Ik heb meer aan het themaonderwijs. Daarbij doe je veel kennis op over onderwijssystemen en didactiek. Dat heb je nodig.' Het aantal uren rekenen dat ze nu krijgen legt een voldoende basis, vindt ook Marloes. 'Alles komt aan bod en je krijgt een goed inzicht in de sommen. Bovendien is het evenwicht tussen het vak rekenen en het themaonderwijs ook heel persoonlijk.' Huitema legt uit hoe het rekenonderwijs op zijn school gegeven wordt. 'In het eerste jaar wordt de kennismaking met het rekenen benadrukt. Veel studenten hebben al een aantal jaar niet meer gerekend en moeten er weer plezier in krijgen.' Dat gebeurt met 'leuke opdrachten', waarbij de studenten volgens Huitema ontdekken dat rekenen tegenwoordig een stuk leuker is dan toen zij op de basisschool zaten, en dat het absoluut niet lijkt op de abstracte wiskunde van de middelbare school –iets waar menig student niet graag aan terugdenkt. Daarnaast wordt het rekenniveau weer op peil gebracht.

Bijspijkeren
'Het niveau is zeer wisselend. Sommige studenten hebben een paar lessen nodig om alles weer op te halen, anderen een heel jaar.' Na een rekenvaardigheidstoets krijgen de studenten zonodig 'bijspijkeruren'. Wanneer studenten zwak zijn in rekenen, betekent dat niet dat ze ongeschikt zijn voor het leraarschap, zegt Huitema. 'Zelf een som uitrekenen is iets heel anders dan een som uitleggen. Sommige studenten die goed kunnen rekenen, denken dat ze dan ook automatisch een som goed uit kunnen leggen. Zo werkt dat niet.' Een zwakke rekenaar lost een som iets minder snel op, maar kan hem misschien juist wel heel goed uitleggen. In de volgende jaren is het rekenen een voorbereiding op de stages. Er wordt uitleg gegeven over materialen en methoden, maar vooral is een grote rol weggelegd voor de didactiek. 'Die aanpak, de koppeling aan de stages, motiveert,' zegt Huitema. Door met het rekenen bezig te zijn dat ze in de stage erna moeten onderwijzen, wordt intensiever geleerd. In het laatste jaar kunnen de studenten zich specialiseren. Taal en rekenen –een van de specialisaties– is favoriet. De voornaamste reden is volgens Huitema dat 50 a 60 procent van het basisonderwijs uit taal en rekenen bestaat. De studenten willen dat onderdeel dan ook goed beheersen. 'Ze willen goed voor de dag komen, anders worden ze er op afgerekend.' Gedurende de hele opleiding gaat veel aandacht uit naar interactie. Het idee van de leraar als begeleider, die de leerlingen ideeën laat opperen, hier en daar wat toespeelt en samen met de kinderen tot een oplossing komt, wordt door deskundigen gestimuleerd en vindt ook op de pabo weerklank. 'Interactie komt bijna in iedere les terug als een van de hoofdpunten,' vertelt studente Marloes.

Interactie
In de beroepspraktijk loopt het echter nog wel eens anders. 'In stageverslagen lees ik dat die interactie soms toch tegenvalt', vertelt Huitema. Ook Wieke merkte dat tijdens haar stage. 'Het beeld dat op de pabo wordt geschetst heb ik nog niet meegemaakt.' Dat ligt er vooral aan dat zij stagiaires zijn, meent Marloes. 'Je staat één dag in de week in een klas van iemand anders. Die kinderen zijn gewend aan hun eigen meester of juf. Ik denk dat er meer interactie is als ik straks een eigen klas heb.' Huitema heeft daar wel vertrouwen in. 'De leraren die de laatste jaren zijn afgeleverd, weten goed interactie in hun lessen te brengen. Over het algemeen gaat het de jongere docent makkelijker af dan de oudere, omdat het hen als het ware met de paplepel is ingegoten. De grootste uitdaging met interactie is het tempo erin te houden. Je moet binnen een seconde weten waar je wel op in gaat, en waar niet. Dat vergt ervaring en daarom volgen veel jonge leraren eerst de methode.'

Videofragmenten
Een van de hulpmiddelen om in de klas praktijkervaring te kunnen opdoen, is de Multimediale Interactieve Leeromgeving (Mile). Dit computerprogramma bevat duizenden videofragmenten van rekenlessen, van kleuters tot en met groep acht. Daarin kunnen studenten zoeken op onderwerp en de fragmenten bekijken die aansluiten op bijvoorbeeld de getallenlijn of op interactie. De studenten zien vervolgens wat de leraar en kinderen doen en dienen dat te analyseren en te bespreken. Fred Goffree is een van de ontwikkelaars van Mile. Het idee komt uit de Verenigde Staten, vertelt hij, waar een docente videofragmenten van haar eigen rekenlessen op de basisschool verzamelde. In 1995 gaf toenmalig minister van onderwijs Ritzen het groene licht om ook in Nederland zo'n database aan te leggen. Hij pompte bijna 1,5 miljoen euro in de multimediale leeromgeving. De eerste versie, waarmee de pabo's nu werken, was gereed in 2000. Nu ligt het project echter al ruim een jaar stil. Het ministerie vindt dat de pabo's zelf de verdere investeringen moeten doen. De pabo's bakkeleien daar nu al geruime tijd over.

Teleurstelling
De tweedejaars studenten Marloes en Wieke hebben net kennis gemaakt met Mile, als onderdeel van de themacursus Omgaan met verschillen. Om te voorkomen dat er nog meer tijd werd beknibbeld op het rekenonderwijs, is Mile op de pabo in Arnhem geïntegreerd in het themaonderwijs. De studenten vonden het leuk om te zien, maar verwachten niet dat ze veel gebruik zullen maken van de videofragmenten. In de les is daarvoor weinig tijd. Marloes: 'Je kunt als student natuurlijk denken: ik ga hier zelf mee aan de slag. Maar het kost zoveel tijd, je zit zo uren achter de computer.' Het programma wordt maar beperkt gebruikt, zegt Huitema. Hij verwacht dan ook niet dat zijn school bereid is om veel te investeren in Mile. 'Persoonlijk zou ik liever zelf video-opnamen maken tijdens de lessen hier op school.' Ook Goffree moet tot zijn teleurstelling concluderen dat er te weinig tijd is voor intensiever gebruik. 'Tijdgebrek is altijd een probleem,' erkent hij, 'maar het zou verschrikkelijk zijn als Mile niet wordt gebruikt. Het is dé kans om op hogeschoolniveau de praktijk te bespreken.'

Remco Andringa
Dit is het laatste deel in een korte serie over rekenonderwijs. Deel 1 (Uitleg 6 van 10 april) gaf de huidige stand van zaken. In deel 2 (Uitleg 7 van 24 april) stond de docent centraal.